Naar hoofdinhoud Naar voettekst

Digitale begrippen handig om te weten

In de wereld van digitale oplossingen komt veel vakjargon kijken. Om je beter wegwijs te maken hebben we een handige begrippenlijst samengesteld. Met deze begrippenlijst geven we je in heldere taal uitleg over de belangrijkste digitale termen.

Begrippenlijst

  1. A

    API

    Application Programming Interface – Een set regels en protocollen waarmee verschillende softwareprogramma’s met elkaar kunnen communiceren. Het maakt het mogelijk om gegevens of functionaliteiten van externe services te integreren in een website of app.

    Agile

    Een flexibele methodologie voor softwareontwikkeling waarbij projecten worden opgedeeld in korte iteraties of sprints. Het benadrukt continue feedback, samenwerking, en het vermogen om snel aanpassingen te maken gedurende het project.

    A/B Testing

    Een methode waarbij twee varianten van een webpagina of -element aan verschillende gebruikers worden getoond om te bepalen welke versie beter presteert op basis van bepaalde criteria, zoals conversieratio of klikfrequentie.

    AJAX

    Een techniek waarmee een webpagina gegevens kan ophalen van de server zonder de pagina opnieuw te laden. Dit zorgt voor een meer vloeiende en interactieve gebruikerservaring.

    Authentication

    Het proces waarbij een gebruiker zijn identiteit moet bewijzen, vaak met een gebruikersnaam en wachtwoord, voordat hij toegang krijgt tot beveiligde gedeelten van een website of applicatie.

  2. B

    Backend

    De backend is de ‘achterkant’ van een website of applicatie die verantwoordelijk is voor de server, database, en logica die de functionaliteiten ondersteunen. Hier worden de gegevens opgeslagen en verwerkt.

    Browser Compatibility

    Het proces van het testen en optimaliseren van een website zodat deze goed werkt op verschillende webbrowsers (zoals Chrome, Firefox, Safari). Dit is belangrijk om ervoor te zorgen dat alle gebruikers dezelfde ervaring hebben, ongeacht de browser die ze gebruiken.

    Bug

    Een fout in de code van een website of applicatie die ervoor zorgt dat de software niet correct werkt. Bugs worden geïdentificeerd tijdens het testen en moeten worden opgelost voordat de site live gaat.

    Beta Testing

    Een fase in softwareontwikkeling waarin een bijna voltooide applicatie wordt getest door een groep eindgebruikers om eventuele bugs of gebruiksproblemen te identificeren voordat deze officieel wordt gelanceerd.

    Bounce Rate

    Een webanalysemetriek die het percentage bezoekers weergeeft dat een website verlaat zonder verder te navigeren naar andere pagina’s. Een hoge bounce rate kan een teken zijn van slechte gebruikerservaring of irrelevante content.

  3. C

    Cloud Computing

    Een technologie waarmee gebruikers en bedrijven toegang hebben tot computerbronnen zoals servers, opslag en databases via internet (de “cloud”), in plaats van lokaal op hun eigen apparaten. Dit biedt schaalbaarheid en flexibiliteit.

    Caching

    Het proces van het testen en optimaliseren van een website zodat deze goed werkt op verschillende webbrowsers (zoals Chrome, Firefox, Safari). Dit is belangrijk om ervoor te zorgen dat alle gebruikers dezelfde ervaring hebben, ongeacht de browser die ze gebruiken.

    CSS

    Een opmaaktaal die wordt gebruikt om de presentatie en opmaak van een website te definiëren, zoals lay-out, kleuren, lettertypen en marges. CSS scheidt de inhoud (HTML) van het ontwerp en maakt het eenvoudiger om het uiterlijk van meerdere pagina’s tegelijk aan te passen.

    Codebase

    De volledige verzameling broncodebestanden die een applicatie vormen. Een goed gestructureerde codebase is essentieel voor het onderhoud en de schaalbaarheid van een project.

    CDN (Content Delivery Network)

    Een netwerk van servers verspreid over de hele wereld dat statische content (zoals afbeeldingen en video’s) opslaat en sneller levert aan gebruikers door de content vanaf de dichtstbijzijnde server te laden.

    Codebase

    De volledige verzameling broncodebestanden die een applicatie vormen. Een goed gestructureerde codebase is essentieel voor het onderhoud en de schaalbaarheid van een project.

    Cookies

    Kleine bestanden die door websites op de computer van een gebruiker worden geplaatst om informatie te onthouden, zoals voorkeuren of loginstatus. Cookies verbeteren de gebruikerservaring, maar brengen ook privacyaspecten met zich mee

    CMS (Content Management System)

    Een platform waarmee gebruikers eenvoudig inhoud kunnen maken, beheren en wijzigen op een website zonder veel technische kennis. Voorbeelden zijn Storyblok, WordPress, Statamic, Joomla en Drupal.

    Cross-browser Compatibility

    De eigenschap van een website om consistent en goed te werken op verschillende webbrowsers, zoals Chrome, Firefox, Safari en Edge, zodat alle gebruikers dezelfde ervaring hebben, ongeacht de browser die ze gebruiken.

    Continuous Integration (CI)

    Een praktijk in softwareontwikkeling waarbij ontwikkelaars regelmatig code integreren in een gedeelde repository, gevolgd door automatische tests en builds. Dit vermindert integratieproblemen en zorgt voor een stabiele codebase.

    CLI (Command Line Interface)

    Een tekstgebaseerde interface waarmee ontwikkelaars commando’s kunnen invoeren om programma’s en processen te besturen. CLI’s worden vaak gebruikt door programmeurs voor taken zoals het beheren van servers en het uitvoeren van scripts.

    Cybersecurity

    De praktijk van het beschermen van computers, netwerken en gegevens tegen ongeautoriseerde toegang of aanvallen. Voor websites omvat dit het implementeren van beveiligingsmaatregelen zoals SSL-certificaten, firewalls en encryptie.

  4. D

    Database

    Een gestructureerde verzameling gegevens die websites gebruiken om dynamische informatie op te slaan, zoals gebruikersgegevens en producten. Veelgebruikte databasesystemen zijn MySQL en PostgreSQL. Hierdoor kan een website gerichte data ophalen en weergeven.

    DNS (Domain Name System)

    Het systeem dat domeinnamen vertaalt naar IP-adressen, zodat mensen websites kunnen bereiken met leesbare namen in plaats van complexe cijfercombinaties. DNS fungeert als een "adresboek" voor het internet.

    Domeinnaam

    Het unieke adres waarmee een website toegankelijk is, zoals voorbeeld.nl. Domeinnamen worden geregistreerd bij een registrar en zijn gekoppeld aan een IP-adres dat verwijst naar de hostingserver van de site.

    Digital Marketing

    Marketing die via digitale kanalen verloopt, zoals zoekmachines, sociale media en e-mail, om het verkeer naar websites te vergroten. Belangrijke strategieën zijn SEO (zoekmachineoptimalisatie), SEA (search engine advertising), en contentmarketing.

    Debugging

    Het proces van het vinden en oplossen van fouten (bugs) in de code van een website of applicatie. Tools zoals error logs en de browser-console helpen ontwikkelaars fouten op te sporen en de functionaliteit te herstellen.

    Deep Link

    Een link die direct naar een specifieke pagina of sectie binnen een website of app leidt, in plaats van naar de startpagina. Deep links verbeteren de gebruikerservaring door gebruikers snel naar relevante content te leiden.

  5. E

    E-commerce

    Een online platform of website waar producten en diensten worden verkocht. E-commercewebsites bieden functies zoals winkelwagentjes, betalingssystemen en orderbeheer, en kunnen variëren van kleine webshops tot grote platforms.

    Encryption

    Het versleutelen van data zodat deze alleen toegankelijk is voor geautoriseerde gebruikers. Encryptie wordt veel gebruikt om gevoelige informatie zoals wachtwoorden en betalingen veilig te houden tijdens online transacties.

    Error 404

    Een foutmelding die aangeeft dat de gevraagde pagina niet gevonden kan worden. Error 404 wordt meestal veroorzaakt door gebroken links of een verkeerd ingevoerde URL. Websites hebben vaak een aangepaste 404-pagina om gebruikers door te verwijzen.

    Endpoint

    Een apparaat of knooppunt dat verbinding maakt met een netwerk, zoals een computer, smartphone of server. Endpoint-beveiliging is belangrijk om netwerken te beschermen tegen cyberdreigingen en ongeautoriseerde toegang.

    Email Marketing

    Een digitale marketingstrategie waarbij e-mails worden gebruikt om producten, diensten of aanbiedingen aan een doelgroep te communiceren. Het doel is om klantrelaties op te bouwen en conversies te stimuleren.

  6. F

    Front-end

    Het gedeelte van een website of applicatie dat zichtbaar is voor de gebruiker en waarmee deze interactie heeft. Dit omvat elementen zoals de lay-out, kleurenschema's en navigatie. Frontend-ontwikkeling omvat technologieën zoals HTML, CSS en JavaScript.

    Framework

    Een set van tools en richtlijnen die developers helpt bij het bouwen van software en applicaties. Frameworks bieden een gestructureerde basis om efficiënter te programmeren.

    Favicon

    Een klein pictogram dat wordt weergegeven in de browsertab en de bladwijzers naast de naam van een website. Favicons helpen de herkenbaarheid van een merk te vergroten en dragen bij aan de gebruikerservaring.

    Footer

    Het onderste gedeelte van een webpagina dat vaak belangrijke informatie bevat, zoals copyright-informatie, links naar privacybeleid, en contactgegevens. De footer helpt gebruikers om relevante informatie gemakkelijk te vinden.

    Forms

    HTML-elementen die gebruikers in staat stellen om gegevens in te voeren en te verzenden. Formulieren worden vaak gebruikt voor contactpagina's, aanmeldingen en online aankopen. Ze bevatten meestal invoervelden, keuzes en knoppen.

  7. G

    Grid

    Een ontwerpsysteem dat een visuele structuur biedt voor het organiseren van content op een pagina, vaak in de vorm van rijen en kolommen. Grid layouts helpen bij het creëren van een overzichtelijke en responsieve gebruikersinterface.

    Google Analytics

    Een webanalysetool van Google waarmee website-eigenaren inzicht krijgen in het bezoekersgedrag op hun site. Het biedt gegevens zoals paginaweergaven, gebruikerslocaties en verkeersbronnen, wat helpt bij het optimaliseren van de website.

    GIF (Graphics Interchange Format)

    Een populair bestandsformaat voor afbeeldingen dat animaties ondersteunt. GIFs worden vaak gebruikt op sociale media en websites om visuele content aantrekkelijker en levendiger te maken.

  8. H

    HTML (HyperText Markup Language)

    De standaard opmaakt taal voor het creëren van webpagina’s. HTML bepaalt de structuur van een pagina door elementen zoals koppen, paragrafen, en links te definiëren. Het vormt de basis van vrijwel elke website.

    Heatmap

    Een visuele representatie van gegevens die aangeeft waar gebruikers op een website het meest klikken of interageren. Heatmaps helpen bij het begrijpen van gebruikersgedrag en optimaliseren van de gebruikerservaring.

    Hyperlink

    Een klikbare link op een webpagina die gebruikers naar een andere pagina of bron leidt. Hyperlinks zijn essentieel voor het navigeren op het web en kunnen tekst of afbeeldingen zijn.

    Hosting

    De service die webspace en middelen biedt voor het opslaan en toegankelijk maken van websites op het internet. Webhostingbedrijven bieden verschillende plannen aan, variërend van gedeelde hosting tot dedicated servers.

    HTTP (Hypertext Transfer Protocol)

    Een protocol dat de communicatie tussen webservers en webbrowsers regelt. HTTP stelt gebruikers in staat om webpagina's te verzenden en te ontvangen. Het is de basis van gegevensoverdracht op het web.

  9. I

    IP-adres (Internet Protocol Address)

    Een unieke reeks cijfers die elk apparaat op een netwerk identificeert. IP-adressen zijn essentieel voor de communicatie tussen apparaten op internet, omdat ze fungeren als adressen die gegevens naar de juiste bestemming leiden.

    Interface

    De interface is het punt van interactie tussen gebruikers en systemen of applicaties. In webontwikkeling verwijst dit naar de visuele en functionele elementen waarmee gebruikers interageren, zoals knoppen, formulieren en navigatiemenu’s.

    Image Optimization

    Het proces van het aanpassen van afbeeldingsbestanden zodat ze snel laden zonder kwaliteitsverlies. Geoptimaliseerde afbeeldingen verbeteren de laadsnelheid van websites en dragen bij aan een betere gebruikerservaring en SEO.

    Intranet

    Een privénetwerk dat binnen een organisatie wordt gebruikt, vaak voor interne communicatie en samenwerking. Een intranet biedt medewerkers toegang tot informatie, documenten en tools die alleen binnen de organisatie beschikbaar zijn.

  10. J

    Javascript

    Een programmeertaal die veel wordt gebruikt voor het ontwikkelen van interactieve webpagina's. JavaScript stelt ontwikkelaars in staat om dynamische inhoud te creëren, zoals animaties, formulieren en realtime updates, en werkt goed samen met HTML en CSS.

    Jigsaw

    Een project dat is opgezet door het World Wide Web Consortium (W3C) om te werken aan webstandaarden en om te helpen bij het verbeteren van de toegankelijkheid en interoperabiliteit van webtechnologieën.

  11. K

    Keyword

    Een specifiek woord of een combinatie van woorden die gebruikers in zoekmachines invoeren om informatie te vinden. In SEO (zoekmachineoptimalisatie) zijn keywords cruciaal, omdat ze bepalen hoe goed een website wordt geïndexeerd en gevonden door zoekmachines.

    KPI (Key Performance Indicator)

    Een meetbare waarde die aangeeft hoe goed een bedrijf, project of campagne presteert ten opzichte van zijn doelstellingen. KPI's zijn belangrijk voor het beoordelen van succes en het nemen van datagestuurde beslissingen.

  12. L

    Link

    Een hyperlink die gebruikers in staat stelt om van de ene webpagina naar de andere te navigeren. Links zijn essentieel voor de structuur van het web, omdat ze pagina's met elkaar verbinden en de gebruikerservaring verbeteren.

    Landing page

    Een specifieke webpagina waar gebruikers naartoe worden geleid na het klikken op een advertentie of link. Landing pages zijn ontworpen om conversies te verhogen, zoals inschrijvingen of aankopen, door relevante en gerichte informatie te bieden.

    Laadtijd

    De tijd die een webpagina nodig heeft om volledig te laden in een browser. Een snelle laadtijd is cruciaal voor de gebruikerservaring en beïnvloedt ook de zoekmachineoptimalisatie (SEO) van een website.

    Localization

    Het proces van het aanpassen van een product of dienst aan de specifieke behoeften en voorkeuren van een bepaalde regio of cultuur. In webontwikkeling omvat localization het vertalen van inhoud en het aanpassen van gebruikersinterfaces voor verschillende markten.

    Login

    Het proces waarbij een gebruiker zijn of haar inloggegevens invoert om toegang te krijgen tot een beveiligde website of applicatie. Logins zijn essentieel voor het beschermen van persoonlijke gegevens en het beheren van gebruikersrechten.

    Laravel

    Een populair open-source PHP-webframework dat de ontwikkeling van webapplicaties vereenvoudigt. Laravel biedt een elegante syntax, krachtige tools en een robuuste architectuur voor het bouwen van moderne webapplicaties.

    Library

    Een verzameling van vooraf geschreven code, functies of componenten die ontwikkelaars kunnen gebruiken om de ontwikkeling te versnellen. Libraries bieden vaak handige functionaliteiten zonder dat ontwikkelaars alles vanaf nul hoeven te schrijven.

  13. M

    Mobile-first

    Een ontwerpmethode waarbij de focus ligt op het creëren van websites en applicaties die eerst voor mobiele apparaten worden ontworpen. Mobile-first design zorgt ervoor dat gebruikers op smartphones en tablets een optimale ervaring hebben.

    Monitoring

    Het proces van het observeren en analyseren van de prestaties van een systeem of applicatie. Monitoring helpt bij het identificeren van problemen, het optimaliseren van prestaties en het waarborgen van de beschikbaarheid van diensten.

    Metadata

    Gegevens die informatie beschrijven over andere gegevens. In webontwikkeling omvat metadata zaken als de titel, beschrijving en sleutelwoorden van een webpagina, die helpen bij SEO en het organiseren van content.

    Markdown

    Een opmaaktaal die wordt gebruikt om platte tekst te converteren naar opgemaakte tekst. Markdown wordt vaak gebruikt in contentmanagementsystemen.

  14. N

    Null Pointer

    Een veelvoorkomende fout in programmeertalen waarbij een applicatie probeert toegang te krijgen tot een object of waarde die niet is geïnitialiseerd (of is ingesteld op null). Het is belangrijk om deze fouten te vermijden door altijd te controleren of objecten zijn geïnitialiseerd voordat ze worden gebruikt.

    Navigatie

    De manier waarop gebruikers door een website of applicatie kunnen bewegen. Goede navigatie is cruciaal voor de gebruikerservaring en helpt bezoekers gemakkelijk te vinden wat ze zoeken.

  15. O

    Open Source

    Software waarvan de broncode vrij beschikbaar is voor het publiek om te bekijken, aan te passen en te distribueren. Open source-software bevordert samenwerking en innovatie en wordt vaak gebruikt in gemeenschapsprojecten en commerciële toepassingen.

  16. P

    Programming

    Het proces van het schrijven, testen en onderhouden van code om softwaretoepassingen of systemen te creëren. Programming is de basis van softwareontwikkeling en omvat verschillende talen zoals Python, Java en C++.

    Prototype

    Een vroege versie van een product of systeem die wordt gebruikt om concepten te testen en feedback te verzamelen. Prototyping is een belangrijk onderdeel van het ontwikkelingsproces, vooral in de designfase.

    PHP (Hypertext Preprocessor)

    Een veelgebruikte server-side programmeertaal die speciaal is ontworpen voor webontwikkeling. PHP wordt vaak gebruikt om dynamische inhoud te genereren en interactie met databases mogelijk te maken.

    Page rank

    Een algoritme dat door Google wordt gebruikt om de relevantie en autoriteit van webpagina's te bepalen. Page Rank beoordeelt pagina's op basis van het aantal en de kwaliteit van inkomende links, wat invloed heeft op hun positie in zoekresultaten.

    Plugin

    Een stuk software dat aan een bestaande applicatie kan worden toegevoegd om extra functionaliteit te bieden. Plugins worden vaak gebruikt in contentmanagementsystemen zoals WordPress om specifieke functies toe te voegen.

    Platform

    Een combinatie van hardware en software waarop applicaties kunnen draaien. Voorbeelden zijn mobiele platforms (iOS, Android) en webplatforms (WordPress, Shopify).

    Privacy Policy

    Een document dat aangeeft hoe een organisatie omgaat met de persoonlijke gegevens van gebruikers. Een privacybeleid beschrijft welke gegevens worden verzameld, hoe ze worden gebruikt en welke rechten gebruikers hebben.

  17. Q

    Query

    Een verzoek om gegevens uit een database op te halen of te manipuleren. Queries worden vaak geschreven in SQL (Structured Query Language) en zijn essentieel voor het communiceren met relationele databases.

    Quality Assurance (QA)

    Een proces dat is gericht op het waarborgen van de kwaliteit van softwareproducten door middel van systematische controles en tests. QA omvat het testen van functionaliteit, prestaties en gebruiksvriendelijkheid om ervoor te zorgen dat de software voldoet aan de vereisten.

    Quick Response (QR) Code

    Een tweedimensionale barcode die informatie kan opslaan en snel kan worden gelezen door smartphones en andere apparaten. QR-codes worden vaak gebruikt voor marketingdoeleinden, zoals het linken naar websites of het geven van productinformatie.

  18. R

    Responsive design

    Een ontwerpbenadering die ervoor zorgt dat websites en applicaties zich aanpassen aan verschillende schermformaten en apparaten. Responsive design verbetert de gebruikerservaring door inhoud geschikt te maken voor smartphones, tablets en desktops.

    Repository

    Een opslagplaats voor softwarecode en gerelateerde bestanden, vaak gebruikt in versiebeheersystemen zoals Git. Een repository maakt het voor ontwikkelaars gemakkelijk om samen te werken, wijzigingen bij te houden en de geschiedenis van een project te beheren.

    Rendering

    Het proces van het genereren van een visuele weergave van een webpagina of applicatie vanuit de HTML- en CSS-code. Rendering omvat het omzetten van code naar pixels die op een scherm worden weergegeven, wat cruciaal is voor de gebruikerservaring.

  19. S

    SEO (Search Engine Optimization)

    Een set technieken en strategieën die worden gebruikt om de zichtbaarheid van een website in zoekmachines te verbeteren. SEO omvat on-page optimalisatie (zoals het gebruik van relevante zoekwoorden) en off-page optimalisatie (zoals linkbuilding) om hogere posities in zoekresultaten te bereiken.

    Server

    Een computer of systeem dat diensten of resources levert aan andere computers in een netwerk. Servers kunnen verschillende functies vervullen, zoals het hosten van websites, het opslaan van gegevens of het beheren van e-mailverkeer.

    SaaS (Software as a Service)

    Een model voor softwaredistributie waarbij applicaties via het internet worden aangeboden en toegankelijk zijn via een webbrowser. SaaS elimineert de noodzaak voor lokale installatie en onderhoud, en voorbeelden zijn Google Workspace en Salesforce.

    Script

    Een reeks instructies geschreven in een programmeertaal die door een computer kan worden uitgevoerd. Scripts worden vaak gebruikt voor automatisering van taken, webontwikkeling en gegevensverwerking.

    Subdomain

    Een deel van een hoofddomein dat kan worden gebruikt om specifieke secties van een website te organiseren. Bijvoorbeeld, "blog.voorbeeld.com" is een subdomein van "voorbeeld.com" en kan worden gebruikt voor een blogplatform.

    Spam

    Ongewenste of ongepaste berichten die vaak in bulk worden verzonden via e-mail of andere communicatiemiddelen. Spam kan variëren van marketingberichten tot phishing-pogingen en wordt vaak beschouwd als een beveiligingsrisico.

  20. T

    Token

    Een stuk data dat wordt gebruikt om de identiteit van een gebruiker of een apparaat te verifiëren binnen een systeem. Tokens worden vaak gebruikt in authenticatie- en autorisatiesystemen.

    Template

    Een vooraf gedefinieerd formaat of structuur voor een document of webpagina dat als basis dient voor het maken van nieuwe inhoud. Templates helpen bij het consistent houden van het ontwerp en de indeling.

  21. U

    UI (User Interface)

    De interface waarmee gebruikers interageren met een applicatie of systeem. UI-ontwerp richt zich op het creëren van gebruiksvriendelijke en visueel aantrekkelijke interfaces, waardoor de interactie voor de gebruiker intuïtief en efficiënt wordt.

    UX (User Experience)

    Het totale gevoel en de ervaringen die een gebruiker heeft bij het interactie met een product of dienst. UX-ontwerp omvat het verbeteren van de tevredenheid van de gebruiker door de bruikbaarheid, toegankelijkheid en plezierige aspecten van een product te optimaliseren.

    URL (Uniform Resource Locator)

    Het adres dat wordt gebruikt om een specifieke bron op het internet te identificeren. Een URL bevat informatie over het protocol (zoals HTTP), de domeinnaam en de specifieke locatie van een pagina of bestand.

    Upload

    Het proces van het overbrengen van bestanden van een lokale computer naar een server of cloudopslag. Uploaden wordt vaak gebruikt om gegevens te delen, websites te beheren of inhoud te publiceren.

    Update

    Het proces van het vernieuwen of upgraden van software of systemen met nieuwe functies, verbeteringen of beveiligingspatches. Regelmatige updates zijn essentieel om de prestaties en veiligheid van digitale producten te waarborgen.

  22. V

    Verification

    Het proces van het bevestigen dat een systeem of product voldoet aan de gespecificeerde eisen en functionele vereisten. Verification omvat vaak testen en evaluaties om ervoor te zorgen dat de software correct werkt.

    Version control

    Een systeem dat wijzigingen in bestanden bijhoudt, zodat eerdere versies kunnen worden hersteld of bekeken. Version control is essentieel voor samenwerking tussen ontwikkelaars en helpt bij het voorkomen van dataverlies.

    Video streaming

    Het verzenden van video-inhoud via internet zodat gebruikers het in real-time kunnen bekijken zonder het eerst te hoeven downloaden. Video streaming is populair geworden door platforms zoals YouTube en Netflix.

    Virus

    Een type malware dat zich verspreidt door andere bestanden of programma's te infecteren. Virussen kunnen schade toebrengen aan systemen, gegevens stelen of ongewenste activiteiten uitvoeren, en worden vaak verspreid via e-mailbijlagen of geïnfecteerde downloads.

  23. w

    Web Development

    Het proces van het bouwen en onderhouden van websites en webapplicaties. Web development omvat verschillende disciplines, waaronder front-end (client-side) en back-end (server-side) ontwikkeling, evenals webdesign en databasebeheer.

    Web Hosting

    Een dienst die opslagruimte en toegang biedt voor websites op het internet. Webhosting stelt gebruikers in staat om hun websites te publiceren en toegankelijk te maken voor bezoekers via het World Wide Web.

    Web Browser

    Een softwaretoepassing waarmee gebruikers websites kunnen openen en bekijken. Veelgebruikte webbrowsers zijn Google Chrome, Mozilla Firefox, Safari en Microsoft Edge, die verschillende functies en beveiligingsopties bieden.

    Webhook

    Een manier voor applicaties om real-time informatie naar elkaar te verzenden via HTTP-requests. Webhooks worden vaak gebruikt om gebeurtenissen of updates automatisch te delen, zoals meldingen van een platform naar een andere applicatie.

    Wireframe

    Een visueel schema of een blauwdruk van een website of applicatie, dat de lay-out en de functionaliteit van verschillende elementen weergeeft. Wireframes helpen bij het plannen van de gebruikersinterface en het stroomlijnen van het ontwerpproces.

    WAF (Web Application Firewall)

    Een beveiligingssysteem dat webapplicaties beschermt tegen verschillende soorten aanvallen, zoals SQL-injecties en cross-site scripting (XSS). WAF's monitoren en filteren het verkeer naar en van een webapplicatie om ongeautoriseerde toegang te voorkomen.

  24. X

    XML (eXtensible Markup Language)

    Een op tekst gebaseerde markup-taal die wordt gebruikt om gegevens op een gestructureerde en semantische manier op te slaan en te transporteren. XML is veelzijdig en wordt vaak gebruikt voor het uitwisselen van gegevens tussen systemen en applicaties.

    XSS (Cross-Site Scripting)

    Een type beveiligingslek waarbij een aanvaller kwaadaardige scripts injecteert in webpagina's die door andere gebruikers worden bekeken. XSS-aanvallen kunnen leiden tot gegevensdiefstal en ongewenste acties namens de gebruiker.

    X-Frame-Options

    Een HTTP-header die wordt gebruikt om te bepalen of een webpagina in een iframe mag worden weergegeven. Deze header helpt bij het beschermen tegen clickjacking-aanvallen door te voorkomen dat een pagina in een onbetrouwbare context wordt ingelijst.

  25. Y

    YAML (YAML Ain't Markup Language)

    Een op tekst gebaseerde gegevensserialisatieformaat dat vaak wordt gebruikt voor configuratiebestanden en dat gemakkelijk leesbaar is voor mensen. YAML maakt het mogelijk om gegevensstructuren op een duidelijke en eenvoudige manier te definiëren.

  26. Z

    ZIP

    Een veelgebruikt bestandsformaat voor compressie en archivering van bestanden. ZIP-bestanden maken het mogelijk om meerdere bestanden en mappen in één enkel bestand te bundelen, wat opslagruimte bespaart en het delen van bestanden vergemakkelijkt.